In 1813 ontstaat de nood aan een nieuw weeshuis in
Sint-Niklaas. De Commissie der Godshuizen koopt in 1826
een pand aan tussen de Nieuwstraat en de Dalstraat. Reeds
in september 1827 marcheren de hoogwaardigheidsbekleders
van de stad met de eerste zes jongens naar dit verblijf.
Onmiddellijk echter duiken moeilijkheden op: de eerste
directeur, een Broeder van Liefde, wordt door het
Nederlandse bewind verplicht zijn ambt neer te leggen
omdat de congregatie nog niet officieel erkend was.
Leken nemen zijn taak voorlopig over.
In 1835 geeft de voorzitter van de Burgerlijke Godshuizen
de opdracht 'enige mannen te zoeken die, in geestelijke
gemeente verenigd, zich zouden wijden aan het oppassen van
krankzinnigen'.
In 1839 keur Mgr. Delebecque een voorlopige regel voor
de eerste broeders goed. Hun patroonheilige Hiëronymus
Emiliani, die al in de zestiende eeuw weeshuizen had
gesticht in Noord-Italië.
Met karige toelagen, hard werk en de weinige roepingen die
het Bestuur der Burgerlijke Godshuizen toeliet, slagen de
Broeders erin hun verzorgende en opvoedende taak waar te
maken van bij de start. |